BV X was een financiële holding waarvan A DGA was. BV X hield 45% van de aandelen in BV Y, die zich bezighield met het ontwikkelen en produceren van luxe verpakkingsmaterialen. BV X verrichtte in de persoon van A tegen vergoeding managementwerkzaamheden voor BV Y. Op 11 mei 2010 kocht BV X een catamaran voor € 19.284 inclusief € 3.079 BTW. A nam vanaf 2010 op eigen naam deel aan diverse zeilwedstrijden. In 2012 waren op de drijvers en het zeil van de catamaran reclame-uitingen aangebracht met de naam BV Y. BV X claimde aftrek van de BTW op de aanschaf van de catamaran en de kosten van de ligplaats en zeilmakerij. De inspecteur weigerde de aftrek en legde een naheffingsaanslag op met een boete. BV X ging in beroep. Rechtbank Gelderland besliste dat BV X aannemelijk had gemaakt dat zij de catamaran in haar hoedanigheid van belastingplichtige had aangeschaft, omdat aannemelijk was dat zij van het begin af aan van plan was om de catamaran te gebruiken om klanten te werven. Een catamaran was wel een goed dat naar zijn aard eerder privé werd gebruikt dan zakelijk en de reclame-uitingen waren pas twee jaar na aanschaf en ingebruikneming ervan aangebracht.
Lees hier meer over op www.futd.nl